In de begroting en in de jaarstukken worden de risico’s vermeld die de financiële positie van de gemeente kunnen beïnvloeden. Bij het opstellen van de begroting en de jaarstukken wordt met de voorzienbare en kwantificeerbare risico’s rekening gehouden. In deze paragraaf beperken we ons tot de meest in het oog springende risico’s.
Het beleid is gericht op een proactief risicomanagement, waarbij voortdurend de relatie met de beschikbare weerstandscapaciteit in ogenschouw wordt gehouden. In deze paragraaf verstaan wij onder risicomanagement het identificeren en kwantificeren van risico’s en het bepalen van activiteiten die de kans van optreden en/of de gevolgen van risico’s beheersbaar houdt.
Het beleid ten aanzien van risicomanagement is uitgebreid beschreven in de geactualiseerde beleidsnota ‘Risicomanagement en weerstandsvermogen'. Deze nota is op 26 september 2024 door de gemeenteraad vastgesteld en bevat onder andere de volgende kaders:
- De minimale stand van de algemene reserves is 10% van de begroting; dit betreft ongeveer een bedrag van € 50 miljoen.
- De bovengrens van de algemene reserve grondexploitatie is € 10 miljoen en de minimale stand van de reguliere algemene reserve is € 40 miljoen (samen de hiervoor genoemde € 50 miljoen).
- Bij de berekening van de weerstandscapaciteit wordt onderscheid gemaakt tussen
- werkelijk aanwezige weerstandscapaciteit (algemene reserves, onvoorzien en begrotingsruimte) en
- potentiële weerstandscapaciteit (onbenutte belastingcapaciteit en een stille reserve voor maximaal 50%).
- De norm is dat ons aanwezige weerstandsvermogen ruim voldoende moet zijn. Dit betekent dat de werkelijk aanwezige weerstandscapaciteit minimaal 140% moet zijn van het benodigde weerstandsvermogen.
- De streefnorm voor het kengetal solvabiliteit is 20% en de streefnorm voor het kengetal netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen is 90%.